• levering binnen 1-2 werkdagen
  • veilig betalen

Wilgenparadijs

Na twaalf meer beschouwende boeken heeft dr. Ewald Mackay nu zijn eerste roman geschreven: ”Wilgenparadijs”. Het gaat om een autobiografische verhalenbundel waarin Waldo de hoofdpersoon is.

Ewald Mackay is werkzaam als docent filosofie en geschiedenis aan Driestar hogeschool in Gouda. Na twaalf meer beschouwende boeken over geschiedenis, filosofie en de huidige tijdgeest, wilde hij nu zijn oude schrijversdroom tot leven brengen: het schrijven van een verhaal zoals vroeger Piet Prins dat deed. Wie andere boeken van hem gelezen heeft, weet dat Mackay al een verhalende trant van schrijven heeft. Dit geldt zeer zeker voor deze eerste roman. Boeiend en met inhoud. Je wilt het boek uitlezen.
Het is een autobiografische verhalenbundel geworden, waarbij de hoofdpersoon Waldo de personificatie is van de schrijver tijdens zijn jeugdjaren in Sliedrecht. Alle personen, met gefingeerde namen, gebeurtenissen en gedachten, zijn historisch, maar wel gekleurd door de verbeelding van de schrijver. Een citaat: „Waldo zocht een rustig plekje bij een sloot. Hij ging op zijn rug liggen in het gras. Boven hem was de blauwe hemel. Hij zag in de voorbijdrijvende wolken de contouren van de wilgenhut achter het stoephuis en de hut in het griendje van oom Fred. Een immense dankbaarheid overviel hem.”
Waldo wordt op Allerheiligen van het jaar 1964 aan de Korverstoep in Sliedrecht geboren. Dit dijkdorp en de omgeving met  grienden en polderlandschap stempelen zijn jeugd. Hij groeit op als een gewoon kind maar wel met een sterk ontwikkeld gevoelsleven. Hij heeft honger naar kennis en leest veel. Eerst kinderboeken, later veel andere boeken, breed en diep. Waldo is geen doetje. Hij speelt graag cowboytje, schiet met pijlen en besluit net als David ook eens een steen naar de vijand te gooien. Helaas gaat die door de ruit van de pastorie. Hij leert veel van zijn ouders. Van zijn vader, die Waldo de nodige vrijheid geeft, maar soms ook op de rem moet trappen. Van zijn psalmen zingende moeder, die bij het voorlezen uit Vreugdenhils kinderbijbel soms zelf in tranen is. Uren kan hij ook luisteren naar de levensverhalen van zijn grootouders.


Paradijs
Een doorlopende levenslijn bij Waldo is een heimwee, een verlangen naar iets schoons, naar iets wat verloren lijkt te zijn. Het  paradijs. Dat woord komt regelmatig terug. Als hij de laatste viooltonen hoort van Bachs ”Chaconne” dan lijkt het „alsof je over een smalle brug boven een diep ravijn het paradijs van God binnen wandelt”. 
Waldo beleeft dingen soms heel intens. De kerkgang uit zijn vroege jeugd maakt diepe indruk. Hij begrijpt niet alles, „maar op een vreemde manier was het toch bekend”. Zijn moeder zei ook weleens dezelfde dingen als die hij in de kerk hoorde. De kennis en beleving van de natuur spelen een grote rol in zijn leven. Samen met een vriend bouwt hij een wilgenhut in de grienden. „Ze lagen daar als nietige mensjes in de tijdeloze oneindigheid van het heelal. Waldo voelde zich er in verzinken.” Waldo gaat graag naar school. In de laatste drie jaar van de basisschool heeft hij een onderwijzer met wie hij zich bijzonder verbonden voelt. Een fijnzinnige man, getekend door zijn verblijf in een concentratiekamp in de Tweede Wereldoorlog, maar met grote liefde voor zijn
leerlingen. Hij geeft iedere leerling een toepasselijk gedicht mee. Hij voorspelt dat Waldo bioloog of leraar zal worden.
Na de basisschool gaat Waldo naar de Guido de Brès in Rotterdam. Hij laaft zich daar aan de kennis van docenten die hem inspireren om te lezen en zijn kennis te verdiepen. In deze jaren voelt hij wel innerlijke twijfel ontstaan bij wat hij hoort in de kerk. In de evangelische beweging ziet hij een vrijheid die hem wel prettig lijkt. Maar de manier waarop daar over het geloof  gesproken wordt, spreekt hem niet aan. „Het leek of er ergens een deur open stond, maar hij had niet het idee dat dit de goede deur voor hem was.” 

 

Romanticus
Waldo voelt zich als een nameloze zoeker naar waarheid en Wie God is. Enerzijds zie je bij hem de rationele mens die kritische vragen stelt. Maar is er dan nog ruimte voor het eenvoudig Godsgeloof? Anderzijds is Waldo zeer gevoelig, een romanticus die van vrijheid houdt, droomt en verlangt naar een verloren paradijs. Van Kierkegaard leert Waldo dat het echte christelijke leven een paradox is. Je hoeft en kunt in dit leven niet alles begrijpen. Het gaat om de overgave uit God tot God. Het levende Woord breekt bij hem door alles heen. Dat blijkt als hij eens Jesaja 57:20 leest. Deze woorden slaan als de bliksem bij hem in. „Hij kon slechts knielen en bidden.” De storm vanbinnen verstilt. Hier is het antwoord op zijn rusteloze zoektocht. Mackay laat Waldo vragen stellen en ervaringen hebben die veel lezers van dit boek zullen herkennen. Dat maakt het lezen zo boeiend. Soms ben je zelf Waldo.

Wilgenparadijs

Ewald Mackay
vanaf 1349