In deze preken komt een doorleefde bevindelijke kennis van het leven der genade naar voren. Enkele voorbeelden hiervan uit verschillende preken: ‘Er zijn weinig mensen die niets hebben. (…) Die vanbinnen zó arm van geest is, zó uitgekleed en zó ontbloot, die vatbaar is voor de genade Gods in Christus’ (p. 47). ‘Maar de rijken zitten in de laagte (Pred. 10:6b, tekst van de preek; wv). Het klopt als een bus, mensen. Hoe meer genade een mens krijgt, hoe lager hij bij de grond zit’ (p. 57). ‘Hoe dichter de geestelijke bedelaars bij de Koning leven, hoe meer geheimen en verborgenheden ze van Hem weten, en hoe meer gebedsleven ze hebben’ (p. 82). Zeer eerlijk en met bewogenheid ging ds. Lamain met zijn hoorders om. ‘Er kunnen in ons leven vele ervaringen zijn: gestalten, begeerten, betrekkingen, verlangens en openingen.
Dat kan er allemaal zijn, en het kan allemaal van God zijn, maar het is geen grond om God te ontmoeten!’ (p. 101). ‘Bedrieg uw ziel toch niet voor de eeuwigheid. Want u kunt wel veel van uzelf denken, maar wat als God niet van u afweet? (…) Er zal een fundament moeten zijn!’ (p. 127). Ds. Lamain mag nu al ruim veertig jaar delen in wat hij eens sprak: ‘Wat een wonder voor dat volk! Wat een zaligheid hebben zij te wachten! Wat een heerlijkheid is hun bereid! Wat een verlossing zal hun worden geschonken! Wat een verzadiging zal straks hun deel zijn! Dan zijn ze de strijd voor eeuwig te boven’ (p. 144). Van harte wensen we de lezers de zielsbevindelijke praktijk van wat in deze preken beschreven wordt.