• levering binnen 1-2 werkdagen
  • veilig betalen

De gedenkbalk van het Grote Huis

In de 13de eeuw schreef Jacob Maerlant zijn Opus Magnum ‘de spiegel historiael’: het was een geschiedwerk dat de hele geschiedenis omvat, van Adam tot Maerlant’s heden. In 2018 schreef Dr. Ewald Mackay ‘De gedenkbalk van het Grote Huis; een persoonlijk perspectief op de geschiedenis ’. Hierin stapt hij in de voetstappen van Maerlant en schrijft het verhaal van Adam tot het jaar 2018 van onze Heer. Dit boek is de praktische invulling van zijn dissertatie, een filosofische studie over de methodologie van de geschiedwetenschap (1997). Destijds de methodologische draagbalken van het huis en dan nu het huis zelf, compleet met inrichting.
De titel, ‘Het Grote Huis’, is een metafoor voor de joods-christelijke geloofstraditie; het idee van de gedenkbalk ontleent de auteur aan eeuwenoude Saksische boerderijen waar bewoners inscripties van belangrijke gebeurtenissen op een gedenkbalk aanbrengen. Mackay heeft dus inscripties aangebracht op de gedenkbalk van het Grote Huis, de Europese geschiedenis. Hij werkt dan niet met de gangbare inscripties die uit de tijd van de Verlichting stammen (‘middeleeuwen’, ‘Verlichting’ bv) maar reikt terug naar het oeroude, heilshistorische idee van Augustinus dat de geschiedenis, net als de schepping, in zeven dagen verloopt: 1) van Adam tot Noach; 2) van Noach tot Abraham; 3) van Abraham tot David; 4) van David tot de ballingschap; 5) van de ballingschap tot de Messias Jezus; onze periode is dan de zesde dag, vanaf de opstanding tot heden. Daarna breekt de zevende dag door, de zondag, de rustdag, het Koninkrijk als Christus wederkeert.
Methodisch is dit met name verrassend, omdat in de gangbare geschiedwetenschap twee dogma’s gelden: 1) we laten God buiten beschouwing en 2) iets is pas kennis als het objectief en algemeen verifieerbaar is. Aan het eerste criterium voldoet de moderne geschiedwetenschap gretig, met het tweede heeft ze een haat-liefde verhouding: ze wil zich enerzijds buigen onder dat juk, maar omdat die eis te streng is blijft ze met lege handen achter. Deze strenge eis heeft namelijk als effect dat het historische kennis onmogelijk maakt. Het resultaat is dus historisch scepticisme. Niet zelden trekt men dan de cynische conclusie dat alle historische kennis dus uiteindelijk een manipulatief verhaal is van de zittende elite: een manipulatief machtsmiddel. Ik heb een uiterst ingewikkeld dilemma hier in een kwart alinea samengevat; uiteraard doe ik zo de discussie geen recht. Er zijn vele intelligente antwoorden en nuances bedacht, maar dit is wel het dilemma. Wel, tegen beide methodologische eisen zondigt Mackay vrolijk. Hij doet dat met een zuiver wetenschappelijk geweten, bevochten in de dikke 400 pagina’s van zijn nauwgezette, filosofische dissertatie; 1) God draagt de geschiedenis en iets daarvan mogen wij al tastende proberen te ontwaren. En 2) historische kennis eist geen algemene objectiviteit maar open, tentatieve geloofsverantwoording binnen de bedding van een gemeenschappelijke geloofstraditie. Wel, één ding kan men hem niet verwijten: deze geschiedschrijving is in elk geval geen machtsmiddel van de zittende elite! Daarvoor moeten we eerder bij denkers als Yuval Noah Harari en René ten Bos zijn. Denk bijvoorbeeld aan diens ‘Dwalen in het Antropoceen’. Daar zien we het nihilistisch-apocalyptische cynisme van de moderne Westerse elite. Maar ook dit geschiedbeeld is niet alleen een machtsspel: onder het vernis van nihilistisch-apocalyptisch cynisme brandt de existentiële wanhoop van de moderne mens! Mackay peilt dat ook: inderdaad, de wateren van de vernietiging hebben het menselijk geslacht in 2018 ingesloten; wie zonder God kijkt kan niet veel anders dan ‘dwalen in het antropoceen’. Mackay geeft echter een gelovig alternatief: er is hoop in God. Door de geschiedwetenschap buitengesloten wil Hij van zijn kant toch onze benarde tijd, de voort strompelende geschiedenis, niet buitensluiten. Een stil teken daarvan hebben we niet van ons af weten te schudden, al is het door de Franse Revolutie wel geprobeerd: we tellen onze jaren naar het begin van zijn advent.
Ik ben het uiteraard niet met alles eens. Ik heb onder andere vragen bij de schildering van de schepping en de eerste dag. Mackay – in het spoor van bijvoorbeeld Koorevaar – verdedigt daar een vrij jonge aarde. Hoewel hij dat knap doet, kan hij mij daar niet overtuigen. Dat ondermijnt echter niet het methodische en inhoudelijke belang van dit Opus Magnum. Al kan men het Grote Huis ook net iets anders inrichten, het Grote Huis met haar gedenkbalk blijft staan.
Een ander inhoudelijk punt: de ‘translatio imperii’ gedachte, namelijk dat het vierde rijk in Daniel 2 Rome was. Vervolgens liep dat gezalfde keizerschap verder, zo wilde men geloven, van Rome op de Merovingen, de Karolingen en vervolgens op het Heilige Roomse rijk ‘Deutscher Nation’. Daarna is het verpulverd door de opkomst van de natie-staten. Napoleon wilde deze machtige Merovingische mythe nog inzetten, maar dan in seculiere vorm; Hitler net zo, in nog duisterder opmaak; het moderne Rusland heeft het ook in haar geestelijke genen. Dit geeft veel denk stof, zeker voor een tijd waarin de Westerse democratieën kraken in hun voegen doordat ze steeds cynischer benaderd worden: macht is manipulatie, wat we ooit als ‘waarheid’ koesterden is fake-news.
Voor mij was de tekening van de 6de dag bijzonder onthullend: de vroege kerk is de morgen van de 6de dag; de middeleeuwen noemt Mackay de stralende middag; de renaissance en de moderniteit is dan de avond; de 20ste eeuw met haar twee wereldoorlogen de nacht van de zesde dag …. Aangrijpend beschreven, ik weersta de verleiding om iets van al die rijkdom en diepte hier te gaan uitstallen. Neem en lees, deze voorzichtige poging om al luisterend de geschiedenis al tastend terug in Gods hand te leggen