• levering binnen 2-3 werkdagen
  • veilig betalen

De kerkorde van de keurpalts

Inleiding - Bij een kerkorde denken wij aan een geschrift waarin allerlei regels worden gegeven voor het kerkelijk leven. Hoe ambtsdragers verkozen moeten worden. Wanneer zij herkiesbaar moeten worden gesteld of aftreden. Wie zijn kinderen ten doop mag houden. Wie ten avondmaal mag gaan. Aanwijzingen ook voor meerdere kerkelijke vergaderingen als classes en de synode. Dat zien we al in de Dordtse Kerkorde.

Ik vraag nu aandacht voor een kerkorde die een ander karakter heeft en wel de kerkorde van het keurvorstendom de Palts uit 1563. Uit de secundaire literatuur wist ik van het belang van deze kerkorde, maar ik had hem nog nooit onder ogen gekregen. Het is verblijdend dat ds. A.A.W. Boon, emeritus predikant van de Protestantse Kerk in Nederland, een Nederlandse vertaling van deze kerkorde verzorgde en De Banier bereid was deze uit te geven.

Wat we hier vinden zijn, naast de Heidelbergse Catechismus waarvan in deze uitgave om begrijpelijke redenen alleen vraag en antwoord 1 is afgedrukt, formulieren voor doop, avondmaal en huwelijk, gebeden en nog een aantal aanwijzingen. Bij die laatste moet worden gedacht aan aanwijzingen voor de voorbereiding op het avondmaal, voor de preken die op zondag en werkdagen moeten worden gehouden, het bezoeken van gevangenen en wat de bedoeling is van een toespraak bij een begrafenis.

Als het gaat om de prediking vinden we al aan het begin van de kerkorde beschreven staan dat de preek een geneesmiddel is voor gewonde gewetens. Daarom moeten de predikanten hun gemeente onderwijs geven over de ellende van de mens, de verlossing door Christus en de dankbaarheid aan God. De aanwijzing dat predikanten zo moeten preken dat ook eenvoudige gemeenteleden hun preken kunnen begrijpen blijft actueel.

De kerkorde van de Palts zouden wij nu eerder een dienstboek noemen. Hoe dan ook is het, gelet op de inhoud, een parel uit de tijd van de Reformatie. Bij de gebeden valt mij op dat God enerzijds als barmhartige en genadige Vader wordt aangeroepen en anderzijds er vrijwel altijd direct daarna een diepe schuldbelijdenis volgt, waarin verwoord wordt dat genade onverdiend is en wij tot onze dood toe van genade moeten leven.

Zowel voor kringen waar de Vadernaam in gebeden niet of nauwelijks wordt gebruikt is het leerzaam om van deze gebeden kennis te nemen, als voor kringen waarbij de Vadernaam wordt gebruikt en er louter dankzegging volgt of vragen om hulp in concrete noden, maar hoe dan ook geen schuldbelijdenis. Ik merk nog op dat de gebeden die op de Dordtse synode zijn opgesteld eenzelfde karakter hebben als de gebeden uit de kerkorde van de Palts.

*

De samenhang tussen de formulieren van doop en avondmaal

Ons klassieke doopformulier mist een aantal zinnen die wij in het formulier in de kerkorde voor de Palts wel tegenkomen. Heel nadrukkelijk wordt aan het begin van het formulier verwoord dat wij uit onszelf niet bekwaam zijn genade te verkrijgen en dat wij die pas krijgen als eerst alle vertrouwen op onze eigen vermogens, wijsheid en gerechtigheid uit ons hart is weggenomen, ja wanneer wij ons geheel en al verdoemen.

Veelbetekenend is dat de catechismus tussen de formulieren voor doop en avondmaal staat. Dat maakt des te duidelijker dat zij die hun doop hebben leren begrijpen en beleven en daarom ten avondmaal mogen gaan, weet hebben van de drie stukken die nodig zijn om zalig te leven en te sterven. Wij mogen zeer ruim denken over de zaligheid van jonggestorven kinderen die tot Zijn verbond en gemeente behoren.

Echter, het feit dat ouders mogen weten dat ook hun kinderen leden van de gemeente zijn, betekent niet dat zij er daarom ook vanuit kunnen gaan dat bij het opgroeien hun kinderen ook levende leden van de gemeente zijn. Wanneer ouders het zo zien, zullen zij beginnen bij de dankbaarheid in het opvoeden van hun kinderen, omdat zij ervan uitgaan dat hun kinderen hoe dan ook in de verlossing delen. Echter, zowel de Schrift als de belijdenis spreken over tweeërlei kinderen van het verbond en tweeërlei leden van de kerk (levenden en doden).

De dankzegging bij het avondmaal waarin betuigd wordt dat aan de tafel van de Heere onze zielen zijn gespijzigd, betekent niet dat wij mogen concluderen dat elke tafelgast er per definitie in deelt. Zo geldt ook dat wij op grond van het dankgebed na de doop niet mogen concluderen dat elke gedoopte een kind van God is. Calvijn sprak over tweeërlei aanneming tot kinderen.

Wij delen alleen in de zegeningen die ons in de sacramenten verzegeld worden door geloof. Dat geloof kan reeds als zaad in een klein kind aanwezig zijn. Vaak openbaren zich de kenmerken van geloof en bekering niet van jongs af en heel verdrietig is het als het nooit gebeurd.

Dit is zeker dat de doop ons niet alleen de reiniging van zonden door het bloed van Christus verzegeld en de wedergeboorte door Gods Geest maar ook dat wij eenmaal onbevlekt en onberispelijk onder de gemeente van Gods uitverkorenen zullen worden gesteld. Zo legt ook het doopsformulier een relatie tussen verbond en verkiezing en wel op zeer troostvolle wijze.

Uiteindelijk is het verbond van genade geen voorwaardelijk maar onvoorwaardelijk verbond. Wie daaruit heeft leren leven, weet dat Gods onbezweken trouw nooit zijn val zal gedogen. Immers we mogen weten: ‘Gij toch, Gij zijt hun roem de kracht van hunne kracht, Uw vrije gunst alleen wordt de ere toegebracht.’

Wie er vanuit gaat dat alle gedoopte kinderen levende leden van Gods kerk zijn, komt feitelijk weer uit bij zaligheid uit de werken en moet ook aannemen dat niet alle heiligen tot het einde toe volharden. Ouders beloven bij de doop van hun kinderen dat zij hen bij het opgroeien zullen onderwijzen in alle drie de stukken die nodig zijn om zalig te leven en te sterven. Dan kunnen ouders het Evangelie alleen tot het oor brengen. Zij horen wel gedurig te bidden of God Zijn Woord in het hart van hun kinderen schrijft. Of om een ander beeld te gebruiken: zij zaaien het zaad van het Woord in het hart van hun kinderen maar alleen God kan dat zaad laten ontkiemen.

Als wij reeds als kind gedoopt zijn, zo laat dan het avondmaalsformulier weer zien, kan en mag de toegang tot het avondmaal alleen worden ontsloten als wij weten getrokken te zijn uit de duisternis tot Gods licht en daarom tot Gods eer begeren te leven. Daarbij zien wij, mensen, aan wat voor ogen is en oordelen wij niet over het hart maar over belijdenis en levenswandel.

*

Diensten op zondag en doordeweeks

Naast de samenhang tussen het doopformulier en het avondmaalsformulier wijs ik erop dat de opstellers van de kerkorde van de Palts er zonder reserve van uitgingen dat er op zondag (minimaal) twee samenkomsten worden belegd. Daarmee gaan zij in het spoor van de kerk der eeuwen. Het is een misverstand dat dit slechts de zienswijze van de puriteinen zou zijn. De puriteinen hebben heel sterk benadrukt dat de eerste dag van de week de nieuwtestamentische sabbat is en daarom niet alleen een dag van samenkomst maar ook een rustdag.

Een gemeente die slechts één dienst op zondag belegt gaat niet in het spoor van de kerk der eeuwen. Helaas verdwijnt in gevestigde gemeenten steeds meer de tweede dienst. In ons land hebben evangelische gemeenten vaak maar één dienst. Dat geldt zelfs voor baptistengemeenten die zich als reformatorisch of gereformeerd typeren, maar die zo laten zien dat zij zich een zeer wezenlijk element van de algemeen christelijke geloofspraktijk en de gereformeerde belijdenis nog niet hebben toegeëigend.

Wie de kerkorde van de Palts leest kan trouwens constateren dat de opstellers ervan uitgaan dat in steden (met meerdere predikanten) twee doordeweekse diensten zijn en in dorpen één. Zelf ben ik daarbij opgevoed, maar in Nederland hebben slechts een handvol gemeenten die gewoonte. Dat ligt in de Engelssprekende wereld anders. Voor behoudende anglicanen, presbyterianen en baptisten is het vanzelfsprekend dat er elke week een ‘midweek service’ is.

Nu weet ik dat wij ook mannen- en vrouwenverenigingen hebben, maar in aansluiting bij de kerkorde van de Palts pleit ik ervoor dat er in ieder geval om de andere week een samenkomst is voor de gehele gemeente met hooguit in de hoogzomertijd een kleine onderbreking.

Uit ervaring weet ik hoezeer doordeweekse diensten persoonlijk tot zegen kunnen zijn en ook dat het een middel is waardoor een gemeente tot bloei kan komen. Zelf stelde ik na het leiden van de doordeweekse diensten in eigen gemeente de pastorie open voor een nabespreking van de preek. Ik stimuleerde ook gemeenteleden zelf hun woning open te stellen voor anderen om samen nog over de preek te spreken. Dat bijeenzijn kan men dan ergens tussen tien uur en half elf besluiten met psalmgezang en gebed.

*

Het doel van de toespraak bij een begrafenis

In tegenstelling tot het anglicaanse Book of Common Prayer vinden we in de kerkorde van de Palts geen formulier voor een begrafenis. Dat heeft mede te maken met de vrees dat de overledene in het middelpunt stond. Als in onze tijd steeds meer gesproken wordt over een dankdienst voor de overledene, moeten we beseffen dat dit ingaat tegen wat de reformatoren voor ogen hadden bij een toespraak op een christelijke begrafenis. Naast troost en ondersteuning voor de familie in verdriet en gemis is het zaak dat allen opgeroepen worden zich op de dood voor te bereiden.

Ik merk dat het een zegen is als een familie met dankbaarheid aan de overledene terug kan denken, maar in een rouwdienst gaat het niet om dank daarvoor. Zeker niet als de overledene er blijk van gaf een kind van God te zijn. Dan komt de overledene daarin toch geen dank toe. Dan geldt toch juist: ‘Alle roem is uitgesloten, ik roem in vrije gunst alleen.’ Wie genade ontvangt, roemt toch alleen in wat Christus voor hem en in zijn plaats deed en moet erkennen dat hij dagelijks en dat tot zijn dood zal struikelen.

Bij het zich voorbereiden op de dood en het metterdaad voorbereid zijn op de dood komen dan weer de bekende drie stukken van ellende, verlossing en dankbaarheid naar voren. Die moeten juist ook in een rouwtoespraak aan de orde komen.

Zelf maakte ik helaas meer dan eens mee dat een predikant ervan uit leek te gaan dat hij bij een begrafenis uitsluitend levende leden van Gods kerk onder zijn gehoor had. Ik vroeg mij dan af: hoe komt dat over op die mensen die de kerk verder nooit van binnen zien, en die vormden soms een substantieel deel van het gehoor. Nog afgezien van het feit dat een predikant dan faalt in het bedienen van de verzoening moet het toch op hen overkomen alsof zij voor de spreker lucht zijn.

Om elk misverstand te voorkomen: Verdrietig is het ook als op een begrafenis wel duidelijk wordt dat de dood het loon op de zonde is, maar nauwelijks uit de verf komt dat de genadegift van God het eeuwige leven is. Zelf zag ik een begrafenis altijd als een gelegenheid om aan de levenden de weg te wijzen. Overigens zonder na te laten om woorden van troost en onderwijs aan de familie mee te geven, maar dan geldt toch ook dat de ware troost in alle verdriet is dat wij voor onszelf mogen weten naar lichaam en ziel het eigendom te zijn van Christus.

Voor allen die dat niet wisten had – of als ik in het heden spreek heb – ik de oproep: ‘Laat u met God verzoenen.’ En dan niet morgen maar heden. In mijn verwoording van de dingen hield ik rekening met het publiek dat voor mij zat en dan vooral met degenen van wie je wist of kon vermoeden dat het allemaal nieuw voor hen was. Ik denk concreet aan een begrafenis waarbij mijn gehoor wel heel gemêleerd was, namelijk van diep in het zwart geklede thuislezers tot velen die de kerk om een heel andere reden nooit van binnen zien.

Toen ik een aantal dagen later de weduwe bezocht, merkte zij op dat ik mij in mijn taalgebruik en verwoording bij de kennis die ik aanwezig achtte, erg op de buitenkerkelijken had gericht. Haar antwoord op mijn vraag of zij dit als storend of negatief had ervaren deed mij zeer goed. Zij antwoordde: Juist helemaal niet, dominee. Wij horen het elke zondag en wij begrijpen het wel maar velen hoorden het nu voor het eerst.

Zeer verblijdend is dat ik een aantal malen heb mogen bemerken dat woorden die ik op een begrafenis sprak onder Gods zegen het begin werden van het lopen van de geestelijke loopbaan en dat ook bij mensen die pas na jaren weer het Woord van God hoorden of die in de kerk de indruk kregen dat er weliswaar twee wegen waren maar dat je als trouwe kerkganger er niet over in hoefde te zitten dat je op de smalle zat.

*

Slot

Ik ben aan het einde gekomen van mijn bespreking van en beschouwingen over de kerkorde van de Palts. Het zal duidelijk zijn dat ik dit boekje in veler handen wens. Ik noem nog dat de gebeden als een soort dagboekje kunnen worden gelezen, en over deze gebeden kan weer worden gemediteerd. Overdenking van deze gebeden kan verrijkend zijn voor het eigen gebedsleven.

De kerkorde van de keurpalts

Ds. A.A.W. Boon
vanaf 1495