De emeritus hoogleraar dr. L.F. Groenendijk is een kenner van de pedagogiek van de Nadere Reformatie. In
dat kader heeft hij ook onderzoek gedaan naar het onder ons bekende De plichten der ouders van Jacobus
Koelman. Het resultaat daarvan verscheen onlangs bij Labarum Academic onder de titel De pedagogiek
van Jacobus Koelman.
Het onderzoek is zeldzaam grondig uitgevoerd. De literatuurlijst telt alleen al 54 pagina’s en de tekst zelf
wordt in niet minder dan 885 voetnoten nog eens nader toegelicht. Het getuigt van een grote belezenheid.
In het onderzoek van Groenendijk staat de vraag centraal welke bronnen Koelman gebruikt heeft bij
het schrijven van zijn opvoedingstraktaat. De eind vorige eeuw teruggevonden veilingcatalogus van
Koelmans boekerij was daarbij een belangrijk hulpmiddel, evenals een aantal databanken op internet.
Groenendijk komt tot de conclusie dat Koelman vooral gebruik gemaakt heeft van de werken van Engelse puriteinen, waarvan Thomas White en James Janeway de belangrijkste zijn.
Daarnaast leunt Koelman in zijn pedagogische adviezen nogal eens op de geschriften van Richard Baxter. Het is
voor Groenendijk een van de verassingen van zijn onderzoek. In een voorwoord van een door Koelman vertaald werk van Thomas Hooker had de vertaler immers ernstig gewaarschuwd tegen de theologische opvattingen van Baxter. Blijkbaar was dit voor Koelman geen reden om geen gebruik te maken van Baxters godsdienstige opvoedkundige adviezen.
Daarnaast heeft Koelman een keur van zowel buitenlandse als Nederlandse theologische werken geraadpleegd, zo toont Groenendijk aan. We komen namen tegen als Ridderus, Oomius, Borstius, Mather en Love om
er maar een paar te noemen.
Uitvoerig gaat Groenendijk in op de inhoud van De plichten der ouders, dat overigens in zijn originele vorm
uit drie delen bestaat. Naast het op voedingstraktaat zijn er een catechismus en een twintigtal voorbeelden
aan toegevoegd van jong godzalig gestorven kinderen. Ook deze heeft Groenendijk in zijn onderzoek betrokken.
Het boek is met distantie geschreven. Zo komt er in de door Koelman geschreven catechismus volgens
Groenendijk nogal eens ‘zware doctrinaire kost’ aan de orde. Als Koelman de ouders adviseert om met hun
kinderen ook over de hel te spreken dan vormt dit ‘macabere literatuur’. Het is een woordkeus die indiceert
dat Groenendijk het gedachtegoed van Koelman inhoudelijk met de nodige reserves beoordeelt. Dit neemt
niet weg dat Groenendijk probeert Koelman recht te doen in het kader van zijn tijd. In zijn slotbeschouwing
komt hij tot de conclusie dat Koelman geen pedagoog was met originele ideeën. Wel schreef hij een ‘uniek handboek’ en was hij voor wat het Nederlands taalgebied betreft zijn tijd vooruit met zijn op de godsdienstige vorming toegespitste pedagogiek in de vorm van praktische adviezen.
Het onderzoek van Groenendijk draagt een wetenschappelijk karakter en het zal als zodanig een beperkte lezerskring aanspreken.
Deze website maakt gebruik van cookies die noodzakelijk zijn voor de juiste werking van de site. Voor het meten van bezoekgegevens wordt gebruik gemaakt van geanonimiseerde analytische cookies. Meer info