Het is op prettig leesbare wijze vertaald door C.L. Freeke. De weg ten leven bevat een woord van aanbeveling van L.J. van Valen, gevolgd door een woord vooraf van de vertaler. Freeke memoreert daarin dat zijn vader dit boek ooit kreeg als een geschenk van ds. J. van der Haar (1917-2001). De vertaler nam ook een mooie biografie van John Cotton op.
De puritein Cotton preekte twintig jaar zonder problemen in zijn gemeente in het oude Engeland. Dat is opmerkelijk aangezien
radicalere predikers als Thomas Hooker (1586-1647), Thomas Shepard (1605-1649) en William Amesius (1576-1633) door de anglicaanse kerkregering het zwijgen was opgelegd. Cotton en anderen wisten met behulp van allerlei geoorloofde middelen in hun gemeenten te blijven. Zo was het bijvoorbeeld de eis, dat het sacrament van het Heilig Avondmaal knielende gebruikt moest worden. Het excuus van Cotton was dat zijn gemeente zo groot was dat er geen ruimte was om te knielen. Dit ontlokte Samuel
Ward (1577-1640) de uitspraak: ‘Of all men in the World I envy Mr. Cotton, of Boston, most; for he doth nothing in way of conformity, and yet have his liberty, and I do everything that way, and cannot enjoy mine’ (J. Knight, Orthodoxies in Massachusetts, 48). Na de dood van Cottons vriend John Preston (1587-1628) en de bevestiging van William Laud (1573-1645) als
aartsbisschop van Canterbury, keerde Cotton zich meer tot het non-conformisme, wat vervolgens leidde tot zijn emigratie naar Amerika. In de Antinomian Controversy (1636-1638) kwam Cotton in botsing met andere predikanten in de Amerikaanse kolonie. Deze strijd begon met de geschiedenis van Anne Hutchinson (1591-1643), die Cotton vanuit het oude Engeland was gevolgd. Ze beschouwde Cotton als de enige zuivere predikant van de kolonie. Andere predikanten legden volgens haar te veel nadruk op de kracht van het werkverbond en op het ‘voorbereidend werk’. Ze vond dat het verbond der genade veel centraler diende te staan. De zekerheid van het geloof wordt uitsluitend verkregen als een bevindelijke overtuiging, gewerkt door de Heilige Geest. Wie zo wederom geboren is, heeft de wet niet meer nodig.
Er werd een synode belegd die leidde tot veroordeling en verbanning van Anne Hutchinson. Cotton moest zich over een aantal
standpunten verantwoorden voor de synode. De meerderheid van de synode stond kritisch tegenover Cottons opvattingen. Cotton stelde dat een mens passief is in zijn herschepping, evenals in zijn schepping en dat er vóór zijn eerste vereniging met Christus nog geen stappen zijn gezet tot het altaar. Op het werk van de herschepping is geen voorbereiding nodig. De anderen zeiden dat de ziel van een arme zondaar moet worden voorbereid op het kennen van de Heere Jezus Christus, voordat hij Hem kan ontvangen. Het grootste verschil tussen beide opvattingen is dat wat de anderen als voorbereiding op de wedergeboorte zagen,
door Cotton als een vrucht ervan wordt aangemerkt. Verschillende tijdgenoten merkten overigens op dat Cotton meer vrucht zag op
zijn prediking dan anderen.
De weg ten leven bestaat uit preken die Cotton heeft gehouden als Bijbellezingen op doordeweekse dagen, toen hij nog in het oude
Engeland woonde. De preken zijn ingedeeld volgens de befaamde ‘puriteinse driedeling’, die zo kenmerkend is geworden voor de opbouw van Engelse preken: uitleg (‘explication’) – praktische lessen (‘doctrine’) – toepassing (‘application’). Op deze manier wilden de puriteinen het Woord van God persoonlijk aan het hart van hun gemeente leggen en hun het rechte leven leren. Zo wil ook Cotton in zijn preken Gods weg en wijze leren om de ziel te brengen, te houden en voort te laten gaan op de weg van leven en vrede. Hij doet dat in vier delen: in de eerste twee daarvan bespreekt hij de manier waarop God een ziel in de bekering op de weg van leven en vrede brengt, in het derde deel hoe God de mens in die weg houdt en in het vierde deel behandelt hij het leven des geloofs in het voortgaan op die weg van leven en vrede.
Het eerste deel van het boek bevat negen preken over Zacharia 12:10, waarin Cotton het onvoorwaardelijke werk van de drie-enige God door het uitstorten van de Geest der genade in de dagen van het Evangelie uiteenzet. Dit werk (1) wekt op tot gebed, (2) doet zien op Christus, Die wordt vertoond in Zijn lijden en dat door hun toedoen en (3) werkt een rouwklacht om Christus door verschillende personen of gemeenschappen (33-34). In de preken die volgen werkt Cotton deze drie zaken verder uit. De laatste preek gaat over de uitstorting van genade op sommige van de ergste zondaren (152-169).
Het tweede deel van het boek bevat zes preken over Handelingen 2:37, een bekende tekst waarover veel puriteinen die het voorbereidend werk’ leerden, graag preekten. Deze preken maken duidelijk dat Cotton dit ook leerde, maar niet als voorwaarde. Nadat hij in het eerste gedeelte gesproken heeft over de uitstorting van de Geest in de dagen van het Evangelie, gaat hij verder over de vervulling van deze profetie onder de predicatie van Petrus op de Pinksterdag. Cotton laat zien hoe Petrus ‘deze Jezus Dien gij gekruist hebt’ toepast op zijn hoorders. De uitwerking was dat ze verslagen werden in het hart en de gevolgen daarvan waren vernedering, hun doop en dat men gemeenschap met elkaar had (169). Vervolgens werkt Cotton in zes preken uit wat die verslagenheid of doorsteking inhoudt en wie de onderwerpen daarvan zijn.
Nadat Cotton heeft uitgewerkt hoe we ons hart in een goede gestalte kunnen brengen, gaat hij nu in het derde deel aanwijzen hoe we ons hart in die gestalte kunnen houden (253). Van de twee preken over Spreuken 4:23 behelst de eerste een aansporing om ons te hart te behoeden, de andere geeft een reden om ons tot dit werk over te halen. Cotton vervolgt met twee preken naar aanleiding van Galaten 2:19-20, waarin hij wil laten zien hoe we onze toestand moeten bezien ten opzichte van de wet. In de eerste preek beziet hij een gerechtvaardigd persoon als zijnde gestorven aan de wet door de wet, in de tweede het doel daarvan, namelijk opdat hij Gode leven zou (284).
Het vierde deel van het boek behelst vijftien preken over Galaten 2:20, over het leven van het geloof. In deze preken legt Cotton uit
wat het nu inhoudt om met Christus gekruisigd te zijn en door het geloof te leven: niet meer zichzelf te leven, maar het leven van Christus, het leven van het geloof. Helder werkt Cotton de weldaden van rechtvaardiging en heiligmaking uit. Eerst bespreekt hij de verzekering van de rechtvaardiging (377-392) en hoe we die zekerheid kunnen vernieuwen (393-406). In de preken over de heiligmaking bespreekt hij hoe wij de Schepper, Bron en Wortel van onze heiligmaking ontvangen door het geloof (407) en beschrijft hij het leven van de heiligmaking bij deelname aan het heilig Avondmaal (423-439). Bijzonder is dat hij deze preek plaatst voor die over de heiligmaking in het gebruikmaken van de heilige Doop (440-457). De laatste zes preken handelen over het praktische leven van heiligmaking bij het lezen van Gods Woord, bidden, het leven van vertroosting, het burgerlijke leven, voor- en tegenspoed.
Samengevat is het boek een compendium van praktische godgeleerdheid dat ik iedereen kan aanbevelen. Zoals Van Valen in het begin van het boek aangeeft, leest de vertaling vlot en is er geen afbreuk gedaan aan de stijl van de auteur. Het boek ziet er verzorgd uit met een mooie foto op de voorkant. Gezien de omvang van het boek, is de prijs zeker niet te hoog. Het zou mooi zijn als De Banier nog meer boeken van Cotton zou laten vertalen. Als ik daarvoor een suggesties mag doen, zou ik denken aan
Singing of Psalmes, a Gospel Ordinance, A Practical Commentary or An Exposition with Observations, Reasons, and Uses upon The First Epistle General of John, A Treatise of the Covenant of Grace en Christ the Fountaine of Life.