• levering binnen 2-3 werkdagen
  • veilig betalen

Leren op de school van Christus

Wanneer we het woord ’standenprediking’ gebruiken, dan is dit voor velen een ketters woord en een Bijbels onjuiste opmerking. Er zijn negatieve artikelen geschreven over bijvoorbeeld dr. A. Comrie die de standen in het genadeleven voorstond. Vervolgens zijn er anderen die menen dat schrijvers die door Comrie beïnvloed zijn, nog verder zijn doorgeschoten in deze volgens hen on-Bijbelse stellingname. De huidige tegenstanders achten de standenprediking zoals die ook door ons wordt voorgestaan, een typisch Nederlands verschijnsel. Stel dat dit zo zou zijn, dan is de vraag gewettigd of de standenprediking dan nog wel past binnen de grenzen van Gods Woord. We erkennen dat de prediking van bijvoorbeeld de Nadere Reformatie in ons land andere accenten heeft dan die van de Engelse puriteinen, doch daarmee is de wettigheid van de prediking van de verschillende standen in het genadeleven niet veroordeeld! We nemen het volgende citaat van de theoloog H. Bavinck (1854-1921) over, omdat dit volgens ons ook van toepassing is met betrekking tot de veroordeling van de leer aangaande de verschillende standen in het genadeleven: ’Het is alsof wij niet meer weten wat zonde en genade, wat schuld en vergeving, wat wedergeboorte en bekering is. In de theorie kennen we ze wel, maar wij kennen ze niet meer in de ontzaglijke realiteit van het leven.’

Ralph Venning
Doch is het inderdaad zo dat de puriteinen de standen in het genadeleven miskenden? We kunnen volmondig zeggen: nee! De geleerde Ralph Venning (1621-1674) heeft een puriteinse benadering gegeven over de standen in de genade op basis van Gods Woord. Hij was geen predikant die door dr. A. Comrie (1706-1774) kan zijn beïnvloed, om de eenvoudige reden dat deze toen nog niet geboren was. Comrie heeft zijn leer op Gods Woord gegrond, en het is mogelijk dat hij een bevestiging ervan vond in dit nagelaten geschrift van Ralph Venning.
Venning was predikant in Londen, en tijdens de vervolging onder koning Karel II, verliet hij in 1660 de Staatskerk en werd voorganger van een independente gemeente. De Heere bedeelde hem met bijzondere genade en preekgaven, zodat hij een rechte zielendokter was die niet alleen de zielenkwalen benoemde, maar ook het rechte medicijn, namelijk Gods Woord aanwees. Hij leerde dus niet dat wanneer iemand wordt wedergeboren, hij direct bewuste kennis heeft van zijn aandeel aan Christus en de schuldvergeving bij God.

Zijn voorwoord
In zijn Voorwoord geeft hij aan dat hij geen nieuwigheid presenteert, maar de oude waarheid gegrond op Gods Woord. Hij geeft een nadere uitleg naar aanleiding van 1 Johannes 2:12-14: Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil. Ik schrijf u, vaders, want gij hebt Hem gekend Die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den boze overwonnen. Ik schrijf u, kinderen, want gij hebt den Vader gekend. Ik heb u geschreven, vaders, want gij hebt Hem gekend Die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en het Woord Gods blijft in u, en gij hebt den boze overwonnen.
Het kost niet veel moeite om aan te tonen dat Venning op een vergelijkbare wijze over de standen in het genadeleven schrijft als de bevindelijk gereformeerden in ons land.
Dit pastoraal getoonzette werk is bijzonder leerzaam en waard om gelezen te worden. Het is dus niet zo dat Venning deze standen in het genadewerk heeft uitgevonden, want hij bewijst ze aan de hand van Gods Woord. De hoofdreden die deze pastor opgeeft is duidelijk, namelijk dat de Heere Zelf deze standen heeft gegeven: ’De hoofdreden hiervoor is de onderscheid makende genade van God, die sommigen sneller doet toenemen dan anderen. Alle groei en vrucht zijn van Hem afkomstig, maar sommigen zegent Hij overvloediger. Hij besproeit ze elk ogenblik en giet in het begin meer van Zijn Geest over hen uit dan over anderen in hun hele leven.’

Inleiding
Het eerste deel, de inleiding heeft als titel: ’Algemene opzet en strekking van de verhandeling (1-54). Venning onderscheidt vier trappen of standen in de genade met eigen kenmerken: Zuigelingen, kleine kinderen, jongelingen en vaders.
In het kort verklaart Venning dat zuigelingen melk drinken, ofwel de eerste beginselen van bekering en geloof. Met kleine kinderen bedoelt hij hen die God de Vader kennen en daarvan verzekerd zijn. Met vaders in Israël bedoelt hij degenen die door genade geoefend en onderwezen zijn. Met jongelingen bedoelt hij hen die door hun geloofskracht de boze overwonnen hebben.
Een uitdrukking als: ’Een kleine in de genade’ wordt tegenwoordig door veel theologen en andere critici aangemerkt als afkomstig van het gezelschapsleven, of bijvoorbeeld van ds. G.H. Kersten en ds. G. van Reenen. Het is dan temeer opmerkelijk dat de godvruchtige puritein Ralph Venning schrijft:
Het is een grote genade om van Christus te zijn, ook al bent u een van zijn kleintjes.’
Hij zegt van alle christenen, in welke stand van genade zij ook verkeren: ’Dienovereenkomstig hebben ze allemaal de weldaad van de vergeving van zonden gemeen, de jongste zowel als de oudste, de zuigelingen zowel als de vaders in de genade, hoewel ze het niet allemaal even duidelijk weten. De zuigelingen zijn evenzeer in Christus Jezus als in de Vader, hoewel ze niet zo krachtig in Hem zijn geworteld en gefundeerd (1 Kor. 3Kol. 2:6,7). Zij zijn allen kinderen van God. Ze zitten allen op de school van Christus, hoewel niet allemaal in dezelfde klas.’

Zuigelingen in Christus
Het valt ons op dat Venning het grootse deel van zijn boek - 144 bladzijden - besteedt aan de zuigelingen, zoals het verwoord staat in 1 Kor. 3:1 en 2 en Hebr. 5:11-14. In deze teksten wordt met de term ’jonge kinderen’ zuigelingen bedoeld. Daarom heeft de Engelse overzetting het woord ’babes’ ofwel pasgeboren kinderen of zuigelingen.
Wie zijn volgens de schrijver zuigelingen in de genade? Het zijn geestelijke kinderen die God als hun Vader niet kennen en de zekerheid van de zaligheid missen. De schrijver gelooft dat het Koninkrijk van God en Christus meer vervuld is met zuigelingen dan met gelovigen van de hogere standen. Zuigelingen zijn zij die van de dood zijn overgegaan in het leven, en dus net beginnen te leven. Zij bezitten de waarachtige bekering en hebben de wortel van genade in zich.
Duidelijk geeft hij aan dat zij wedergeboren zijn in Christus: ’Zij zijn wedergeboren en in Christus.’ Hij schrijft dus niet dat zij nog onder de wet of in een soort tussenstand verkeren en daarom nog verdoemelijk voor God zijn. Venning beschrijft dat Gods Geest de waarheid van bekering, geloof en liefde in hun harten heeft geschreven. Op hen is het beeld van God afgedrukt, hoewel het stempel van verzekering er nog niet duidelijk op gezet is.

Hun bekering en geloof
Spreekt dr. A. Comrie over het instorten van geloof in de wedergeboorte waardoor een zondaar met Christus wordt verenigd, Venning verwoordt het zo dat de eerste beginselen die een zuigeling ontvangt, namelijk bekering en geloof, innerlijke genadegaven zijn die in hen werkzaam zijn. Vervolgens noemt hij andere beginselen als bewijzen van het innerlijke werk. Venning stelt verder de vraag of zij het geloof in Christus dan niet hebben? Hij geeft als antwoord dat hun bekering en geloof betrékking op Christus hebben, of met andere woorden: Zij hebben bekering en geloof ván Christus ontvangen, hoewel zij het ware geloof ín Hem nog niet recht beoefenen. Hij concludeert dan vervolgens: Daarom zullen de zuigelingen geneigd zijn om meer tot God dan tot Christus te vluchten.
Verder stelt Venning dat de zuigelingen beter hun bekering kennen dan het geloof. Wat de bekering inhoudt, legt hij uitvoerig uit door middel van de volgende kernwoorden: gevoel van zonde, verdriet, schuldbelijdenis en reformatie. Hij voegt daarbij de opmerking dat zij wel gevoel en overtuiging van hun zonde hebben, maar niet van vergeving en gerechtigheid.
Vervolgens noemt hij hun geloof in God. Gods Geest maakt in hen plaats voor het geloof in Christus: ’Niet met volle zeilen, maar met zijwind’. Hij legt verder uit dat hun geloof op God en Christus is gericht, gelijk de tollenaar: O God, wees mij zondaar genadig.
Het doet ons dan ook goed om de mening van deze leraar te lezen dat toen Christus op aarde was, de meeste discipelen zuigelingen waren die Hem wel als Profeet maar niet als Priester kenden, die wel onderwijs van God de Vader ontvingen, maar Hem niet kenden. Christus beloofde dat als Hij na Zijn opstanding de Heilige Geest over hen zou uitstorten, zij God als hun Vader zouden leren kennen.
Venning zegt dan: ’De zuigelingen weten niet dat zij een Vader hebben Die voor hen zorgt, en dat Hij hun Vader is. Zij hebben wel een aandeel aan en gemeenschap met God en Christus, doch het is voor hen nog met veel duisternis omgeven. Zij missen nog de verzekering ervan die de kinderen en andere heiligen wel hebben.’ Hij legt dit nader uit als het gaat over de bewuste rechtvaardigmaking ofwel de schuldvergeving door God in Christus en de heiligmaking.

Tegenwoordig spreekt men smalend over de leer die onder ons wordt voorgestaan als een veronderstelde wedergeboorte en een verondersteld geloof. Zij zullen het dan ongetwijfeld ook niet eens zijn met de wijze waarop Venning over de wedergeboorte schrijft: ’Want er zijn slechts weinigen die volledig en precies het verhaal van hun bekering kunnen doen. Het is zo verborgen dat veel dingen onopgemerkt passeren. Sommigen worden meer gewaar van de bekering dan anderen. Ook is de bekering van sommigen zichtbaarder dan die van anderen. Sommigen kunnen tijd, wijze en middelen van hun bekering vertellen, anderen niet.’
Hij maakt dan onderscheid tussen hen die in de wereld hebben geleefd, en zij die onder Gods Woord leefden.
We kunnen vanzelf niet alles citeren, maar welk een onderwijs aan vermaning en troost geeft deze zielendokter op Bijbelse gronden! Hij spoort hen aan nadere kennis te begeren, om te groeien in de genade en in de kennis van Christus, en reikt hen tevens geschikte hulpmiddelen aan.

Kinderen van God de Vader
Het derde deel gaat over de stand van de kinderen in de genade (201-244): Ik schrijf u, kinderen, want gij hebt de Vader gekend (1 Joh. 2:13). Wanneer we spreken van kinderen in de stand van het genadeleven, dan bedoelen we de stand tussen zuigelingen en jongelingen. Hoewel zuigelingen ook kinderen van God en door Hem getrokken zijn, kennen zij God de Vader niet met bewustheid van hun ziel. De geestelijke kinderen kennen God de Vader echter wel door verborgen omgang met Hem.
De schrijver geeft allereerst aan dat de Heere vrij is in het geven van deze bijzondere geloofskennis, en hoe Hij de kinderen in de stand van het genadeleven de zekerheid schenkt dat God hun Vader is. Zij leren God de Vader kennen door het getuigenis van Gods Geest. Zulk een getuigenis is altijd in overeenstemming met Gods Woord. Hij neigt ertoe te geloven dat deze zekerheid erg zeldzaam is en minder genoten dan voorgewend of besproken wordt. Hij benadrukt nogmaals dat de Geest van aanneming dus niet tot de zuigelingen behoort, maar tot de kinderen, de jongelingen en de vaders. Hoewel de laatste drie genoemden het getuigenis bezitten, wil het niet zeggen dat zij altijd de zekerheid ervan in hun ziel gewaarworden.

Jongelingen in de kracht des Heeren
Het vierde deel handelt over de stand van de jongelingen (245-280): Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen … (1 Joh. 2:13 en 14). Met jongelingen in de stand van het genadeleven worden dan sterke mannen ofwel soldaten, strijders en overwinnaars bedoeld. Wanneer we spreken van jongelingen in de stand van het genadeleven, dan bedoelen we de stand van genade tussen kinderen en vaders. Deze jongelingen worden na het ontvangen van de Geest tot aanneming van kinderen, nu voorbereid om te strijden tegen satan, de grote verleider.
De Heere plaatst hen op moeilijke posten en geeft hen de kracht van het geloof waardoor zij de wereld overwinnen (1 Joh. 5: 4 en 5). De Heere geeft hen het krachtigste wapen, namelijk het zwaard van Gods Geest, ofwel Gods Woord. Christus staat hen in het bijzonder bij in de strijd tegen de boze, ofwel tegen al satans verzoekingen, en belooft hen tevens de overwinning in en door Hem te geven.

Vaders in Israël Het vijfde deel handelt over de stand van de vaders in Israël (281-282): Ik schrijf u, vaders want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is (…) (1 Joh. 2:13-14). Met vaders in Israël wordt de stand in het genadeleven bedoeld van hen die door leeftijd en vorderingen in de genade vol zijn van de vruchten der gerechtigheid. Zij kunnen het woord recht snijden en een gepast woord spreken, zodat zij als geoefenden anderen onderwijs kunnen geven.
Hij wijdt hieraan maar twee bladzijden! Hij geeft als reden op: ’Ik ben slechts weinig van dagen en durf u – om nog meer van Elihu’s woorden te lenen (Job 32:7) – mijn mening niet te geven over deze staat, boven datgene wat ik er in algemene zin van gezegd heb.’
Doch wij willen van de schrijver zeggen dat we hem achten als een váder in Israël, die vanwege de genade van ootmoed zichzelf niet op de voorgrond wilde plaatsen!

Conclusie
Ten slotte eindigt hij in het zesde deel met enkele conclusies, waarin hij aangeeft om te onderzoeken bij welke groep van christenen wij behoren, ofwel in welke stand van het genadeleven wij zijn.
Vrienden, het lezen van dit boek heeft ons bijzonder versterkt in de strijd voor de zuivere waarheid, ook aangaande de leer van de wedergeboorte en de standen in het genadeleven.
In al de droevige ontwikkelingen op kerkelijk erf, is dit voor ons een verademing om een bevestiging ervan te lezen in dit puriteins geschrift, en onderbouwd vanuit Gods Woord. We hebben het dan ook nodig gevonden om hierover uitvoerig te schrijven. We hopen dat onze lezers behoefte hebben om deze leerzame en op Gods Woord gegronde verhandeling aan te schaffen.
Mocht de Heere nog zuigelingen in Sion doen geboren worden. Er liggen nog beloften voor het nageslacht, en we verlangen naar de vervulling ervan. Doch het zal ook nodig zijn dat de geestelijke zuigelingen staan naar nader onderwijs, opdat zij begerig zullen worden naar de andere genadestanden, namelijk die van kinderen, jongelingen en vaders. Wat dat betreft moeten we ook met droefheid constateren dat er in onze tijd zo weinig doorbrekend werk te beluisteren valt.
Mocht de Heere ons bij die waarheid houden en ons en onze kinderen genade geven in deze donkere tijd, waarin onkunde, goddeloosheid, ontucht en wereldzin hand over hand toenemen. Echter, de Heere blijft getrouw tot in het laatste nageslacht!

Leren op de school van Christus

Ralph Venning
vanaf 2495