• levering binnen 2-3 werkdagen
  • veilig betalen

Mattheüs

Een Nederlandstalig commentaar op Mattheüs is geen alledaags verschijnsel. Zeker niet als dat op naam staat van een oudtestamenticus. Respect voor Mart-Jan Paul!

Hij doceerde Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en de Christelijke Hogeschool te Ede. Inmiddels is hij emeritus. Aan dit commentaar heeft Kees de Vreugd, deskundig op het gebied van de joodse uitleg, meegewerkt. Hij richtte zich op de informatie vanuit joodse bronnen, een belangrijk speerpunt bij deze uitleg van het Mattheüsevangelie. Predikanten en geïnteresseerde gemeenteleden vormen de beoogde doelgroep. Hebreeuwse en Griekse termen worden getranscribeerd; de voetnoten zijn beperkt gehouden.

Die voetnoten bevatten tal van verwijzingen naar bestaande commentaren, bijvoorbeeld die van Van Bruggen, France en Maier. Ook inzichten van Messiasbelijdende Joden, zoals Harvey, Kinzer en Shulam, zijn verwerkt. De doorlopende tekstuitleg komt bescheiden en voorzichtig over. Herhaaldelijk gebruikt Paul formuleringen als: ‘er is discussie over…’, ‘misschien’, ‘het is mogelijk dat’. Dat is prijzenswaardig, omdat de lezer hierdoor ook andere opties kan overwegen. Met als keerzijde dat het nergens echt spannend wordt. Naast de uitleg zijn er 84 kaderteksten, onder andere over joodse thema’s als reinheid en de paschamaaltijd in de 1ste eeuw.

De inleiding is nogal summier. Qua uitgebreidere handboeken op dit gebied wordt alleen verwezen naar de Introduction van Carson en Moo uit 2005, terwijl de grondige Einleitung van Baum uit 2018 zeker ook vermelding had verdiend. Paul volgt de kerkelijke traditie: Mattheüs de tollenaar, een van de twaalf leerlingen van Jezus, heeft dit evangelie geschreven voor een joods publiek. Misschien oorspronkelijk in het Hebreeuws; dan zou het om het oudste evangelie gaan, uit de jaren 50 van de eerste eeuw, voordat Mattheüs naar de niet-Joden ging (namelijk in Pella, voeg ik eraan toe, volgens een andere eerbiedwaardige traditie). Er zijn sterke aanwijzingen dat de tempel toen nog functioneerde, aldus Paul: het gaat over de juiste manier van offeren, het betalen van tempelbelasting, terwijl het zweren bij de tempel, het altaar of de offergave wordt bekritiseerd. Ter illustratie van het joodse perspectief eerst een voorbeeld uit een kadertekst en daarna uit de tekstuitleg.

Kadertekst (41-42): Het huwelijk was destijds een regeling tussen twee Joodse families. Daarbij werd een ketoeba (huwelijkscontract) opgesteld tussen de vader van de bruid, de bruidegom en enkele getuigen. Daarin stonden de bezittingen die de bruid meebracht, de bruidsschat van haar vader, en het bedrag dat de bruidegom als borgsom moest betalen aan zijn schoonvader. Een ‘scheidingsbrief ’ was nodig om deze regeling te ontbinden. Dan kreeg de bruidegom zijn borgsom niet terug. Na enige tijd, omdat de bruid nog jong was of omdat de bruidegom het benodigde geld bijeen moest brengen, volgde de choeppa (de officiële voltrekking van het huwelijk) en ging het echtpaar samenwonen. Een choeppa bleef achterwege als de bruid zwanger raakte na de ondertekening van het contract maar voor de huwelijksvoltrekking. Dan werd aangenomen dat de bruidegom de vader was – tenzij hij dit ontkende en zijn vrouw publiekelijk beschuldigde van overspel. Vanuit dit joodse perspectief wordt de situatie van Jozef en Maria duidelijk. Alleen in een ketoeba-status kon Maria zowel een wettige echtgenote als een maagd zijn (Matth.1:20-25) en konden zij als echtpaar naar Bethlehem reizen (Luk. 2:4-5).

Toen Jozef besloot niet van Maria te scheiden, gold Jezus als zijn wettige zoon, en dus als afstammeling van David. Volgens Paul moet Maria eveneens van David afstammen, omdat Jozef niet de biologische vader was (37). Maar in de evangeliën is het steeds Jozef, die wordt aangeduid als Davids zoon. Een beroep op Romeinen 1:3 – ‘uit het zaad van David naar het vlees’ – heeft geen bewijskracht, omdat Jezus zonder mannelijk sperma is verwekt. Zuiver biologisch beschouwd geldt ‘uit Davids zaad’ juist niet. Tekstuitleg (158-160): Het zachte juk en de lichte last van Jezus zijn vaak opgevat in tegenstelling tot de joodse gehoorzaamheid aan de Tora. De weg van de genade zou gemakkelijker zijn. Maar Jezus stond positief tegenover de Tora (Matth. 5:17-19). Het joodse perspectief werkt hier verhelderend: Jezus doelde op het juk van zijn onderwijs, zoals de Bergrede. Dit onderwijsjuk is nuttig en heilzaam, maar niet persé gemakkelijk. Het Mattheüscommentaar van Mart-Jan Paul sluit aan bij de wetenschappelijke tendens om het Joodse dna van de nieuwtestamentische geschriften te accentueren (zie ook het recent verschenen Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen). Een wit leeslint maakt deze gebonden uitgave door de wetenschappelijke imprint van Uitgeverij De Banier compleet. Zo’n commentaar verdient veel belangstellende lezers.

Mattheüs

Dr. Mart-Jan Paul
vanaf 1799