Op blz. 88 lezen we iets over de landbelofte. “Abraham kreeg Kanaän voor eeuwig. ‘Eeuwig’ betekent een lange tijd, die niet direct
te overzien is. Het was tot op de komst van Christus. Toen is de landbelofte uitgebreid ‘Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het aardrijk beérven. (Matth. 5:4). Zo zijn al Gods kinderen uit Joden en heidenen erfgenaam van deze belofte.” Op blz. 90 lezen we over twee erfenissen. Ik citeer een enkele regel: “Waar de erfenis van Adam wordt aanvaard, gaat de erfenis van Christus wonderlijk open.”