• levering binnen 1-2 werkdagen
  • veilig betalen

Om vrede en waarheid

Jeremiah Burroughs (1599-1646) is een Engelse puritein die in ons land niet zo bekend is, omdat er weinig boeken van hem in het Nederlands zijn vertaald. Ook in Engeland bleef hij lange tijd buiten beeld. In het midden van de negentiende eeuw publiceerde James Nichol van veel Puriteinen de verzamelde werken opnieuw. Van Burroughs gaf hij echter alleen zijn verklaring van Hosea 1-13 en van de Zaligsprekingen (Matth. 5:1-15) uit (in 1863 resp. 1867). Aan het einde van de twintigste eeuw werd Burroughs in Amerika herontdekt en werden diverse werken opnieuw uitgegeven. Het is verheugend dat er nu ook in ons land werken van Burroughs verschijnen.

Na zijn bekendste werk Een kostbaar kleinood. Over de ware tevredenheid verscheen nu Om vrede en waarheid. In een uitgebreide inleiding geeft Laurens van der Tang een biografie van de auteur en een samenvatting van het vertaalde werk, wat dit boek een meerwaarde geeft. De informatie over de periode waarin Burroughs leefde, is gebaseerd op het boek van W. van der Zwaag, De Reformatie der Puriteinen (2001). De persoonlijke gegevens over Burroughs heeft Van der Tang ontleend aan de uitstekende biografie van Phillip L. Simpson, A Life of Gospel Peace (2011). In het tweede gedeelte van de inleiding (de samenvatting) geeft Van der Tang een bespreking ervan hoe Burroughs wil omgaan met kerkelijke verdeeldheid. Duidelijk wordt dat Burroughs een ervaringsdeskundige is op dit terrein. Het is ook een actueel probleem en daarom is het goed en nuttig kennis te nemen van zijn analyse en adviezen.

De Nederlandse titel Om vrede en waarheid is geen letterlijke vertaling van de originele titel, maar is wel goed  gekozen. Burroughs bepleit namelijk geen eenheid ten koste van de waarheid. Hij behoorde tot een kleine minderheid die voorstander was van zelfstandige kerkelijke gemeenten. Aanvankelijk was hij predikant in de Engelse Staatskerk en conformeerde hij zich deels aan de kerkelijke liturgische voorschriften. Later raakte hij er op grond van Bijbelstudie van overtuigd dat dit zonde was. Dat leidde er overigens niet toe dat hij personen die deze overtuiging niet deelden fel ging bestrijden. Hij roept op tot tolerantie van verschillen in opvatting over bijzaken. Het boek is gebaseerd op een serie preken over het Bijbelboek Hosea. Blijkens het woord vooraf van Burroughs, dat in de onderhavige uitgave helaas ontbreekt, heeft hij deze preken zelf verder uitgewerkt en gereedgemaakt voor publicatie. Overigens verwijst Van der Tang in zijn inleiding (17 en 57) wel naar dit weggelaten woord vooraf.

De eerste druk van het oorspronkelijke boek verscheen in 1646, vlak voor het overlijden van Burroughs. De voorliggende uitgave is gebaseerd op de tweede druk van 1653, waarin ook het – onvertaald gebleven – woord vooraf van Burroughs is opgenomen. Het onderwerp van de kerkelijke verdeeldheid hield hem met name aan het einde van zijn leven bezig. De discussie in de synode van Westminster in hoeverre een afwijkende vorm van kerkregering – geen afwijking in de kernpunten van de leer – kon worden toegelaten, verliep voor Burroughs en zijn medestanders ongunstig. Maar Burroughs bleef wel de sympathie houden van Edmund Calamy, een van de leiders van zijn tegenstanders, de presbyterianen. Zij waren omstreeks 1630 beiden ‘lecturer’ geweest in Bury St. Edmunds. Dat was overigens in de stad zelf en niet in een plaats daar vlakbij, zoals Van der Tang ten onrechte stelt (35).

Het treffendste blijk van de sympathie van Calamy voor Burroughs vind ik het feit dat hij zijn beurt om een preek te houden voor de leden van het Engelse Hogerhuis op 26 november 1645 afstond aan Burroughs. Althans, zo interpreteer ik de besluitvorming over de aanwijzing van predikanten door de Lords (zie Robin Jeffs (ed.), Fast Sermons to Parliament, 20, Londen 1971, 4). Deze eervolle positie bood Burroughs de gelegenheid om op het

hoogste regeringsniveau voor verdraagzaamheid te pleiten. In het woord vooraf van de gedrukte versie van deze preek deed Burroughs de volgende oproep aan de Lords: ‘Aangezien er zo’n uitroep is tegen verdraagzaamheid en

afscheiding, smeek ik uw edelen, dat er een volledig debat zou mogen worden gehouden over in hoeverre Christus wil dat broeders elkaar verdragen, zowel in zaken van oordeel als van praktijk en ook over wat die afscheiding

inhoudt die door de Heilige Schrift wordt veroordeeld als iets wat niet toegelaten mag worden. Dat het resultaat van dit debat voor het koninkrijk gepubliceerd moge worden tot genoegdoening’ (ibid., 80). Het mocht echter niet baten.

Kennelijk vond Burroughs het kansrijker om een boek over dit onderwerp te schrijven: het hier te bespreken werk.  Hij verwijst regelmatig naar allerlei personen uit de Oudheid, Middeleeuwen, Reformatie en zijn eigen tijd. Veel genoemde personen zijn niet zo bekend en dan is een korte typering in een voetnoot heel nuttig. Dat gebeurt onder meer bij Musculus (115), Cajetanus (125) en Cyprianus (175). Maar waarom dan niet bij Duraeus (174), bisschop Davenant (175) en Zanchius (178)? Duraeus (John Dury), een tijdgenoot van Burroughs die ijverde voor verzoening

tussen luthersen en calvinisten, zal bij de meeste lezers onbekend zijn en dan is een voetnoot op zijn plaats. Wat Zanchius betreft – die ook geen voetnoot krijgt – wil ik ook een inhoudelijke opmerking maken. Op pagina 178 lezen we: ‘Augustinus zegt dat Zanchius dit wel duizend keer herhaalde.’ Zanchius, een Italiaanse reformator, leefde echter veel later dan Augustinus. Als we naar de originele tekst in de tweede druk van 1653 kijken, blijkt de vertaling taalkundig juist. In de eerste druk van 1646, die tijdens het leven van Burroughs verscheen, is de tekst identiek. Blijkbaar is in het origineel een komma verkeerd geplaatst. Als je de komma verschuift, wisselen daarmee in vertaling de genoemde personen van plaats en lezen we: ‘Zanchius zegt dat Augustinus dit wel duizend keer herhaalde.’ Dat lijkt aannemelijk. Ik zou bij een herdruk voor correctie willen pleiten of in ieder geval zou bij deze zin een voetnoot moeten komen. Van der Tang merkt op dat Burroughs gebruik maakt van ‘veel illustraties, uitspraken en anekdotes uit de kerkgeschiedenis’. Dat ‘sommige uitweidingen onmiskenbaar tijdgebonden zijn’ (58). Hij adviseert om door

deze passages ‘heen te lezen’, want ‘het werk van Burroughs is in zijn aard heel tijdloos en uitermate actueel en relevant voor reformatorische kerken en christenen in Nederland in de eenentwintigste eeuw’ (59). Ik ben het

met Van der Tang eens en ben hem erkentelijk dat hij er niet voor gekozen heeft deze passages uit het boek weg te laten. Door in zijn inleiding een soort samenvatting op te nemen, bedient hij de mensen die zich willen beperken tot de krenten uit de pap. Van der Tang merkt op dat het boek Hosea 10:2 als uitgangspunt heeft (60). Hij geeft dan – zonder dat expliciet te vermelden – de vertaalde bewoordingen van de Engelse King James Version, die enigszins afwijken van de onder ons gebruikelijke tekst van de Statenvertaling.

Ondanks enkele kritische kanttekeningen verdient dit boek een brede verspreiding, want het euvel van de kerkelijke verdeeldheid (zonder verschillen in wezenlijke punten van de leer) behoort ons allen tot inkeer te brengen. Burroughs geeft blijk van een goed psychologisch inzicht en van mensenkennis. Hij was zelf ook geen volmaakt mens en dat besefte hij terdege. Als je hem zou verwijten dat hij in 1641 ten onrechte zijn gemeente te Rotterdam in de steek had gelaten om terug te keren naar Engeland, zou hij dat mogelijk kunnen billijken. Misschien zou hij dan  zeggen dat hij in Engeland nuttiger kon zijn. Dat hij dan mogelijk meer mensen tot Christus zou kunnen brengen dan onder het beperktere aantal vluchtelingen in Rotterdam. Helaas zijn in het biografische gedeelte van de inleiding nogal wat foutjes geslopen in jaartallen, spelling van begrippen, plaats- en persoonsnamen. Ik denk ook aan feitjes zoals de vermelding dat koning Karel I ‘werd onthoofd in opdracht van het parlement’ (23). Het parlement benoemde alleen de rechters en die spraken het doodvonnis uit. Zo zijn er meer kanttekeningen te maken. Hopelijk is een tweede druk nodig. Dan kan het woord vooraf van Burroughs alsnog worden opgenomen. De genoemde en andere

onjuistheden kunnen dan worden weggewerkt en slordigheden gecorrigeerd, zoals de foutieve vermelding op de achterkant dat de inleiding geschreven is door prof. A. Baars in plaats van door Laurens van der Tang. Overigens

tasten deze onvolkomenheden de boodschap van het boek voor deze tijd niet aan.

Om vrede en waarheid

Jeremiah Burrou...+
vanaf 2995