Plaatsen van zinloos vermaak
Op veel plaatsen wordt de jeugd verleid en wordt er aan hen zinloos vermaak geboden. Fruytier noemt drankholen slachthuizen van de jeugd. Er zijn veel koffiehuizen waar van alles wordt besproken. Daar worden niet alleen onschuldige spelleties gespeeld, maar daar wordt ook gedobbeld, gekaart en gegokt. Jongeren gaan naar het toneel en zij leren dansen. Zo neemt de jeugd een wereldse manier van leven aan. Op verenigingen wordt dit alles ook gedaan. Er zijn weinig scholen waar de echte wijsheid en een deugdzaam leven wordt geleerd. Zo komt de jeugd in het algemeen al minder tot het denken aan zijn of haar Schepper.
Gebrekkige godsdienstige vorming
De vierde oorzaak van het verderf van de jeugd is dat hun niet geleerd wordt wat het is aan de Schepper te gedenken. We lezen op biz. 144: “Als een jongere aan zijn Schepper zal gedenken, moet hij er toch eerst en bovenal van overtuigd worden dat God zijn Schepper is, dat die God Zijn wil in hetgeschreven Woord geopenbaard heeft, dat dit Woord van God Zelf is, dat het christelijke geloof daarop is gebaseerd; dat deze God al zijn daden ziet; en dat hij eenmaal geroepen zal worden om zijn Schepper rekenschap te geven van al zijn doen en laten.” De jongeren moet ingeprent worden dat Christus de ware Messias is de de enige Zaligmaker. Maar het wordt hun niet genoeg ingescherpt.
Nalatigheid in de opvoeding
De noodzaak van een heilig leven en het doen van goede werken wordt de jongeren niet voldoende voorgehouden. Uitwendig het geloof belijden en een net burgerlijke leven leiden zijn niet genoeg. Wedergeboorte is noodzakelijk, een allesomvattende vernieuwing van binnenuit. Gods kinderen zondigen niet op dezelfde manier als goddelozen. Dat wordt te weinig voorgehouden. Zonden worden goedgepraat met de opmerking dat iedereen zijn zwakheden heeft.
Verkeerde denkbeelden
Velen denken dat je door elke godsdienst zalig kunt worden als je maar een net leven leidt. Veel jongeren hebben verkeerde denkbeelden over het ware zaligmakende geloof. We lezen op blz. 147: “Men spreekt wel veel over een gelovig vertrouwen en steunen op Christus, maar men gaat voorbij aan de vereniging met Christus, opdat Zijn Geest in ons zou werken en we zouden wandelen zoals Hij gedaan heeft. Wie daarover spreekt, zal wel een ‘werkheilige’ zijn.”
Levend geloof
Wie geen inlijving in Christus kent, wie niet als een vruchtbare rank met de Wijnstok verbonden is, zal in het vuur geworpen en verbrand worden. Van nature is ieder mens buiten Christus. Om zalig te worden moet de inlijving in Christus gekend worden. Het beleven hiervan brengt tot hongeren en dorsten naar Christus. Door genade mag Jezus worden aangenomen tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en een volkomen verlossing. Rechtvaardiging en heiliging zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie Christus door een waarachtig geloof is ingeplant, zal vruchten der dankbaarheid voortbrengen.
Dood geloof
Een dood geloof wil in de naam van de christelijke vrijheid dingen doen waar het verdorven bestaan naar uit gaat. Zo willen veel jongeren Christus en de wereld dienen. Er is geen teer en nauw leven. De noodzaak van de goede werken wordt ontkend. Schijnheiligen maken veel uiterlijk vertoon om indruk op anderen te maken, maar ondertussen houden zij vast aan bepaalde zonden. Dat heeft een verderfelijke invloed op jongeren.
Vervreemd van echte godsvrucht
De ware godsvrucht is zeldzaam. Wie nauwgezet leeft ondervindt verachting en haat. Wie geen haat wil oproepen van de kant van de wereld, wie niet uitgelachen wil worden, gedenkt niet aan zijn of haar Schepper.