• levering binnen 1-2 werkdagen
  • veilig betalen

Van Rome naar Jeruzalem

Vanuit een behoudend rooms-katholieke familie in Duitsland kwam Louise Bieker in een orthodox-protestants milieu in Driebergen. Een weg die haar tot eeuwige zegen werd, is nu beschreven door haar zoon ds. L. H. Oosten. „Ze had geringe gedachten over zichzelf.”

Eerdere verzoeken om wat over het veelbewogen leven van zijn moeder te schrijven, sloeg ds. L. H. Oosten (79) af. Toch kwam het ervan, ruim 25 jaar na haar overlijden, op aandringen van uitgever Wim Kranendonk van De Banier. „Die heeft moeder goed gekend. Hij zat als schooljongen in de propagandacommissie van het RD in oprichting. De administratie van de hele onderneming was bij ons thuis.” Ondanks alle teleurstelling en tegenwerking die de initiatiefnemers ervoeren, was moeder Oosten ervan overtuigd dat de krant er zou komen. „Het was voor haar een gebedszaak geworden. Meneer Bokma, de eerste directeur, noemde haar weleens ”de moeder van het Reformatorisch Dagblad”.

Toen hij zich ervoor zette, had de hervormde emeritus predikant uit het Friese Driesum de tekst voor het boekje met een week op papier staan. „Eerder had ik me al eens in moeders achtergrond verdiept.”
 

Wat was het voor een vrouw?

„Van nature zachtmoedig en behulpzaam, maar met een Duitse aard. Na het trouwen van mijn broer en zus bleef ik alleen met haar achter, dus toen ik predikant werd, was het vanzelfsprekend dat ze meeging. Te meer omdat ze gebrekkig werd; ze had parkinson. Ook in de pastorie wilde ze het stuur in handen houden. Moest ik op zaterdagavond ergens een lezing houden, dan was het: „Je bent toch wel voor twaalf uur thuis?” Goed bedoeld, maar voor mij niet altijd gemakkelijk. Het was vooral de geloofsband die ons verbond. In karakter lijk ik meer op mijn vader.”

 

Beleefde ze het leven in Nederland aanvankelijk als zwaar?

„Totaal niet. Ze liet een leven vol narigheid achter zich en had hier bovendien twee broers en haar jongere zus Else. Adolf keerde na enkele jaren terug naar Duitsland. Bij oom Willy in Zeist, die door zijn huwelijk geformeerd was geworden, gingen we regelmatig op bezoek.

Moeder sprak zelf nooit over Duitsland. Ik heb haar ook nooit een woord Duits horen spreken. Het contact met de familie in Duitsland was verbroken, omdat ze protestants was geworden. Dat gaf destijds een enorme verwijdering. Naarmate de secularisatie in de Rooms-Katholieke Kerk voortging, werd dat wel anders. Haar zus Cilia is met haar man moeder een keer op wezen zoeken. Oom Jozef kwam bij ons langs toen hij op zijn brommer een tocht door Nederland maakte. Na die tijd hebben zijns zoons een keer bij ons gelogeerd.”

 

Bleef Duitsland als land wel trekken?

„Daar kon ik niets van merken. Pas in de jaren 70 kwam moeder voor het eerst weer in het Hönnetal, haar geboortestreek, omdat mijn zus en haar man er met vakantie naartoe gingen. Ik kwam daar voor het eerst in de jaren 80. We hebben toen onder meer tante Cilia opgezocht. Die ging op zondag met ons mee naar de Evangelische Kirche en liet roomse bekenden trots weten dat ik evangelisch pastoor in Nederland was. Zo veel was er verschoven in die behoudend rooms-katholieke familie.”

 

Wat deelde uw moeder met jullie over haar rooms-katholieke jeugd?

„Weinig. Als ze het deed, was het met schaamte, al sprak ze met veel liefde over haar moeder. Ze behield ook achting voor haar oom bisschop Augustinus Henninghaus, die als missionaris in China werkte. Een ernstige man, die zeer bewogen was met het Chinese volk. Later hoorde ik dat er een biografie over hem is geschreven. Het missiehuis in het Limburgse Steyl heeft me een exemplaar toegezonden. Dat is een indrukwekkend boek. Intussen bleef deze grote roomse zendeling wel de paus en Maria vereren. Hoe moet je over zo’n man oordelen? Ik laat het aan God over.”

 

Hoe beleefde uw moeder de kerkelijke verdeeldheid in Nederland?

„Daar had ze aanvankelijk helemaal geen oog voor. Voor haar was het rooms-katholiek of protestants. Door haar huwelijk met mijn vader kwam ze in de Hervormde Kerk terecht. Toen ze daar geen voedsel meer kreeg, nam een bakkersvrouw haar mee naar de christelijke gereformeerde kerk van Driebergen. Ze heeft jaren onder de bekende dominee F. Bakker gezeten.

Voor moeder ging het om de inhoud, namen van kerkverbanden zeiden haar weinig. Wel bleef ze bewust lid van de hervormde gemeente van Driebergen. Daar had ze belijdenis gedaan, ze had niet de vrijmoedigheid om ermee te breken. Met veel waardering dacht ze terug aan ds. P. de Bruijn, bij wie ze belijdenis had gedaan, een ouderwetse confessionele dominee met een bevindelijke inslag. Van hem had ze degelijk onderwijs ontvangen.”

 

Wat herinnert u zich van de geestelijke doorbraak in haar leven?

„In mijn vroege jeugd was moeder altijd bedrukt en bedroefd. Ik was een jaar of acht toen dat veranderde, omdat ze tot ruimte kwam. Ze ging daarna in het zwart lopen. Dat was een beetje de traditie in onze omgeving. Weg met de ijdelheid. Als kinderen waren we er snel aan gewend. We waren blij dat ze niet meer zo verdrietig was. Ze mocht nu geloven dat de Heere naar haar had omgezien. De levensernst van daarvoor behield ze. Ze zat vaak in de Bijbel te lezen. Als kind beseften we al heel goed dat moeder een kind van God was.”

 

Ook omdat er mensen over de vloer kwamen om met haar te spreken?

„Nee, daar was moeder het type niet naar, laat staan dat ze gezelschappen afliep. Ze luisterde liever. Spreken deed ze alleen als er een geestelijke band was ontstaan. Vooral Rijer Pothoven uit Driebergen, ook een man zonder kerkmuren, heeft veel voor haar betekend. Die was als een geestelijke vader. Met mensen die door het land trokken om ”volk” op te zoeken, zoals dat werd uitgedrukt, had ze niet veel. Die werden vriendelijk ontvangen, maar moeder liet dan over haar innerlijk niets los. Ze had geringe gedachten over zichzelf.”

 

Over Pothoven schreef u eerder een boekje.

„Ja, hij was niet alleen voor moeder maar voor het hele gezin een raadsman. Wanneer hij bij ons op bezoek was, deed hij met mijn zus en mij het avondgebed voor we naar bed gingen. Met z’n drieën lagen we dan op de knieën. Hij wees altijd op het ene nodige. Dat zet een stempel op je kinderleven. Toen ik later met geestelijke vragen liep, kon ik altijd bij hem terecht. Bij het gezelschap dat bij hem aan huis kwam, voelde moeder zich wel thuis.”

 

Hoe ervoer uw vader de gang van moeder?

„Vader was heel stil en sprak weinig over de geestelijke dingen. Omdat hij niets van afscheiding moest hebben, ging hij niet mee naar de christelijke gereformeerde kerk, maar dat gaf geen verwijdering. Was er in de hervormde gemeente van Driebergen een dominee met een zuivere prediking, dan gingen we daar met z’n allen naartoe. Later kerkte ik geregeld in de hervormde gemeente van Zeist. Doordeweeks gingen we vaak naar de evangelisatie van Doorn.”

 

Wat vond uw moeder ervan dat u predikant werd?

„Dat wist ze allang, maar ze vertelde het pas toen ik met veel moeite tevoorschijn kwam met mijn roeping. Hoewel ze graag de touwtjes in handen hield, heeft ze zich met mijn prediking nooit bemoeid. Ze zat er meestal met vreugde onder en het was voor ons beiden een wonder dat we samen aan de avondmaalstafel konden zitten. Nadat ik ben getrouwd, heeft ze nog negen jaar bij ons ingewoond. Aan het eind werd de verzorging zwaar, maar we hebben het met liefde gedaan. Na haar wegvallen had ik het moeilijker dan ik had verwacht. Ze was in stilte een voorbidder: voor ons, voor het werk, voor de gemeente…”

 

Blij dat er nu toch een boekje over haar leven is verschenen?

„Toch wel, ja. Vooral voor de klein- en achterkleinkinderen, al hoop ik dat het lezen van de levensgeschiedenis van moeder ook voor anderen tot zegen mag zijn.”